H. Honsbeek
02 Inrichting of organisatie van de arbeidsplaats werkplek
 >  Dakrandbeveiliging
Introductie

Doel van deze voorlichting is de werknemers bekend te maken met het gebruik en de toepassing van vaste en verplaatsbare dakrandbeveiliging om de gevaren van werken op hoogte tot het minimum te beperken. 

Vallen van hoogte is één van de vijf grootste veiligheidsrisico's in de bouw en installatiebranche. 

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Jaarlijks komen er gemiddeld 10 mensen om het leven en zijn er 22 slachtoffers met permanent letsel als gevolg van vallen van hoogte tijdens werkzaamheden. 22 % van alle valongevallen betreft vallen van hoogte boven 2,5 meter.
78 % betreft valongevallen van onder de 2,5 meter.

Maatregelen > Wat moet je doen?

Vaste dakrandbeveiliging

Bij het werken op het daken, nabij de dakrand, moet de dakrand met het oog op valgevaar beveiligd zijn met leuningen, hekwerk, steigers of een constructie die daarop lijkt. Bij een dak dat hoger is dan 2,50 meter of als het hoogteverschil met het naast liggende dak groter is dan 2,50 meter is dit verplicht.
Grenst het project aan water of bevinden zich naast het dak obstakels dan moet er altijd een dakrandbeveiliging gebruikt worden, dus ook bij een hoogteverschil kleiner dan 2,50 meter. 

Indien een plat dak niet rondom wordt beveiligd, moet ten minste de dagwerkzone plus 4 meter aan weerskanten worden voorzien van hekwerken of leuningen. Vier meter vanaf randen waar geen dakrandbeveiliging aanwezig is, moet een markering worden aangebracht met bijv. de bekende rood-witte linten, geel/zwarte latten of pionnen met ertussen kunststofkettingen.

Als een uit te voeren reparatie (inclusief eventuele materiaalopslag) verder dan 4 meter van de dakrand (bij platte daken) plaatsvindt, is het aanbrengen van een beveiliging langs de dakrand niet verplicht. Dit geldt ook voor werkzaamheden van tijdelijke aard, bijvoorbeeld het vervangen van enkele pannen op hellende daken

Een onder de goot of dakrand gelegen steigervloer behoort ook tot de mogelijkheden om valgevaar te voorkomen. De hoogte van het leuning- of hekwerk is afhankelijk van de effectieve breedte van de steigervloer en van het verschil tussen steigervloer en de bovenzijde van de dakrand (maximaal 1,50 meter). 
Indien de breedte van de steigervloer 1,50 meter is, kan worden volstaan met een leuning- of hekwerk van 1 meter hoog; is de werkvloer smaller, dan moet het leuningwerk worden verhoogd. Praktische uitvoering: trek vanaf goot of dakrand een lijn onder 45° naar onderen, bepaalt het snijpunt met de verticale lijn van het leuningwerk en verhoog dit met 1 meter.
 
Als leuning- of hekwerk op bestaande goten of dakranden moet worden bevestigd, is bijzondere aandacht geboden voor de betrouwbaarheid van de constructie. De veel genoemde “schrikleuning”, om het einde van het dak aan te geven, is niet toegestaan.

Indien leuninghouders zijn voorzien van ballastmateriaal, moet dit op deugdelijke wijze hieraan gekoppeld zijn. Dakbedekkingsmateriaal mag niet als ballast worden gebruikt.

Een tijdelijke beveiliging is niet nodig als de som van de hoogte en breedte van de opstand langs de dakrand tenminste 1 meter is. De opstand moet dan wel minimaal 0,60 meter hoog zijn. 

Alleen indien beveiliging van de dakrand niet mogelijk is, maar wel noodzakelijk, dan mag en moet er gewerkt worden met valgordels en/of uitkragende vangnetten. (Bij een dakhelling groter dan 30 graden moet altijd gebruik worden gemaakt van harnasgordels).

Dakrandbeveiliging dient minimaal voorzien te zijn van horizontale leuningen op 50 cm en 100 centimeter hoogte. Tevens moet er een kantplank van minstens 12 centimeter hoog aanwezig zijn.
In plaats van leuningen kunnen ook één meter hoge, strak gespannen netten worden toegepast met een maaswijdte van maximaal 100 cm2.
.
De dakrandbeveiliging dient van deugdelijk materiaal te zijn en mag geen gebreken vertonen.
Men mag zich bij het vallen tegen deze beveiliging niet ernstig kunnen bezeren. Al het leuning of hekwerk moet op 1 meter hoogte een horizontale kracht van 150 kilogram kunnen opnemen en de val van een tegen de beveiliging botsende persoon kunnen voorkomen.
Binnen de zone tussen markering en dakrand mogen zich geen mensen begeven zonder harnasgordel.
Bij de toegang tot bouwliften dient in de dakrandbeveiliging een slagboom te worden opgenomen.

Verplaatsbare dakrandbeveiliging

In aansluiting op vaste dakrandbeveiliging is verder, bij die situatie dat een verplaatsbare dakrandbeveiliging een aantrekkelijke oplossing is, het volgende van toepassing:

  • Een verplaatsbare dakrandbeveiliging dient een minimale lengte van 12 meter te hebben;
  • De verplaatsbare leuningen dienen te worden toegepast langs het gebied waar wordt gewerkt plus aan weerszijden over een afstand van 4 meter;
  • Aan weerszijden van een ladder, ladderlift, bouwlift en stortkoker dient men over een afstand van 4 meter dakrandbeveiliging te plaatsen;
  • De verplaatsbare beveiliging dient volgens de voorschriften van de leverancier te worden geplaatst;
  • Als een dakrandbeveiliging redelijkerwijs niet mogelijk is, moeten veiligheidsgordels worden gebruikt, zodat sprake is van gebiedsbegrenzing. Er moet dan wel worden gezorgd voor doeltreffende bevestigingspunten of leeflijnen.
Discussie > Bespreek het met je collega’s!

Ga met elkaar in gesprek over het volgende:

  1. Hoe ga jij om met dit probleem in jouw werkomgeving?
  2. Wist jij dat er wetten/regels waren?
  3. Hoe ben je hier achter gekomen?

Je mag zoveel tekst toevoegen als gewenst

Tips > Voor meer informatie

Hier heb je ruimte voor meer informatie

Je mag zoveel tekst toevoegen als gewenst


Scan de volgende code met de app om deze toolbox te bekijken.